Personen met schulden ervaren werken niet altijd als zinvol. Op salaris of uitkering kan beslag worden gelegd door schuldeisers. Er blijft dan weliswaar een wettelijk beschermd bedrag over om van te leven (de beslagvrije voet), maar erg motiverend is dat niet, met name voor schuldenaren die hoge netto-salarissen gewend waren. Toch doet een schuldenaar die zijn schulden wil saneren via de WSNP er verstandig aan te werken op zijn of haar niveau, dan wel om beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt.
Hoezo niet werken en geen uitkering?
Iedereen heeft toch recht op een uitkering in Nederland? Nee, zo simpel is het niet. Ex-ondernemers komen niet in aanmerking voor de sociale verzekeringen (o.a. WW en WIA). Wie een partner heeft met inkomen, komt niet in aanmerking voor de Participatiewet (bijstand). Wie studeert doorgaans ook niet: “geen bijstand voor studie”. Wat we verder wel eens zien is dat een schuldenaar die geen recht heeft op een uitkering gaat werken in de onderneming van zijn of haar partner. Er wordt dan geen salaris toegekend of een heel laag bedrag, terwijl de schuldenaar gezien opleiding of ervaring elders meer zou kunnen verdienen. Wat betekent deze keuze voor de mogelijkheid om toegelaten te worden tot de Wet schuldsanering?
Uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Over deze problematiek heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een uitspraak gedaan op 20 september 2018. Het gaat om een ex-ondernemer met zeer hoge, maar oude schulden: ouder dan de 5-jaarstermijn van art. 288 eerste lid sub b Fw. , zodat het niet meer uitmaakt of de schuldenaar bij het ontstaan van de schulden niet te goeder trouw was. De in artikel 288 Fw. genoemde goede-trouw-toets ziet echter niet alleen op het ontstaan maar ook op het (binnen de termijn van vijf jaar voor het verzoekschrift) onbetaald laten van de schulden.
Stilzitten
De ex-ondernemer heeft in de voorafgaande jaren grotendeels stilgezeten: hij heeft niet (betaald) gewerkt en ook geen uitkering genoten, maar in de zaak van zijn partner gewerkt (dus toch niet helemaal stilgezeten maar in elk geval geen inkomen gehad waarmee schulden konden worden afgelost). Hij zegt op internet gelezen te hebben dat het verwerven van inkomen ook geen zin zou hebben gehad, omdat er dan inkomensbeslag gelegd zou zijn, hetgeen aan toelating tot de WSNP in de weg zou staan. Vervolgens hoort de schuldenaar (wellicht van de schuldhulpverlener?) dat zijn veronderstelling niet klopt, hij gaat alsnog aan de slag via een uitzendbureau en vraagt toelating tot de WSNP.
Hardheidsclausule?
Dat de schuldenaar tot nieuw inzicht is gekomen en alsnog aan de slag gaat zou kunnen worden gezien als een keer ten goede, zodat de periode van stilzitten door de vingers kan worden gezien, maar het Hof wijst het beroep op de hardheidsclausule af omdat de goede ontwikkelingen te recent zijn. Het komt er op neer dat het Hof een actievere houding op de arbeidsmarkt verwacht voor de 5 jaarsperiode die voorafgaat aan het verzoek tot toelating tot de WSNP.
Achtergrond
Het Hof verwijt de schuldenaar dat hij “onnodig en opzettelijk de gelegenheid heeft laten liggen af te lossen op zijn schuldenlast”, hij had inkomen moeten verwerven of dat moeten proberen (door te solliciteren), en dan had hij de beslagen waar hij voor vreesde maar gewoon moeten laten leggen om op die manier af te lossen. Er zijn overigens wel meer uitspraken van rechters waarbij het onbetaald laten centraal staat, maar dan gaat het vaak om andere situaties, zoals het verwerpen van een erfenis tot nadeel van de schuldeisers, een concrete benadelingshandeling. Hof Arnhem gaat in deze uitspraak een stap verder een kijkt naar de gehele 5 jaarsperiode: de handen moeten uit de mouwen. Dit betekent dat de schuldenaar niet al te snel in veilig vaarwater is. Bij het ontstaan van schulden kijkt de rechter immers niet naar schulden die ouder zijn dan 5 jaar, maar het criterium onbetaald laten kan het gaan om recente nalatigheden.
Advies van de schuldhulpverlener
Voor de schuldhulpverlener betekent deze uitspraak dat hij of zij oog moet hebben voor de houding die de schuldenaar aanneemt op het gebied van inkomensverwerving of pogingen daartoe. De schuldenaar die als voorbeeld in de zaak van zijn partner staat zonder officieel inkomen benadeelt zijn schuldeisers. Het gaat bij de toets van art. 288 eerste lid Fw sub niet alleen om de ontstaansgeschiedenis van schulden maar ook om de houding van de schuldenaar tegenover zijn schuldeisers. Toegegeven: dat is een vaag criterium, waar de grens ligt valt niet precies te zeggen. Als de ex-ondernemer in dit voorbeeld bijvoorbeeld al 2 jaar betaald werk heeft, bestaat de kans dat zijn houding in de 3 jaar daarvoor hem niet was aangerekend.
Niet werken maar studeren tijdens WSNP?
Het is ook mogelijk dat de schuldenaar wel in de uitkering zit en dat de sociale dienst een plan uitstippelt om de kansen op de arbeidsmarkt te verhogen door studie. Vanuit het perspectief van de gemeente is het voordeel dat de schuldenaar dan mogelijk blijvend uit de uitkering komt. Over deze situatie heeft wederom het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden een uitspraak gedaan op 20 september 2018.
Studeren met behoud van uitkering
Het gaat om een alleenstaande schuldenares, moeder van 3 kinderen, met een schuldenlast van € 77.000. Ze is opgeleid als verpleegster maar wil in overleg met de gemeente een hoger opleidingsniveau behalen om haar positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. De gemeente is – in dit geval – kennelijk bereid deze studie mogelijk te maken met behoud van uitkering. Daaraan ontleent de schuldenares de verwachting dat zij in de komende (studie)periode haar schulden zal kunnen saneren, maar zij komt bedrogen uit.
Voorrang geven aan studie boven schuldaflossing
Waar het volgens de rechtbank op neerkomt is dat de schuldenares ervoor kiest door te gaan op de door haar (kennelijk in samenspraak met de gemeentelijke instanties) ingeslagen weg, die gericht is op verdiencapaciteit op de lange termijn ten koste van verdiencapaciteit op de korte en middellange termijn. Het gerechtshof is het daarmee eens: “Het ligt op de weg van [appellante] aannemelijk te maken dat zij bereid is haar verdiencapaciteit (zij heeft tenslotte een diploma van MBO-verpleegkundige) tijdens het schuldsaneringstraject aan te wenden om zoveel mogelijk inkomsten te genereren voor de schuldsaneringsboedel. Ook in hoger beroep is komen vast te staan dat [appellante] zich niet beschikbaar stelt voor de arbeidsmarkt conform de regels van de wettelijke schuldsaneringsregeling”.
Studeren en schuld saneren: niet te combineren
Deze uitspraak kan als volgt worden samengevat: studeren en schuld saneren zijn niet zomaar te combineren. Deze lijn is ook al bekend uit oudere rechtspraak, maar kennelijk zijn er toch gemeentes en/of schuldbemiddelaars die een poging wagen vanuit hun eigen logica om de uitkeringsafhankelijkheid van burgers te verminderen door studie te bevorderen, in combinatie met het saneren van schulden. Deze logica vloeit voort uit de wens de burger uit de uitkering te krijgen en is op zichzelf begrijpelijk, maar de Wet schuldsanering kent toch een andere logica.