Slachtoffers van bankfraude die hun geld verliezen door niet-toegestane betalingstransacties, staan vaak voor een moeilijke strijd tegen banken. Vaak ontbreekt het bewijs over hoe fraudeurs de betalingen hebben geautoriseerd, wat de kans van slagen van een rechtszaak verkleint. 

De uitdagingen in het verleden

In het verleden was het voor slachtoffers moeilijk om hun zaak te winnen, vooral als ze niet konden bewijzen hoe de betalingen waren geautoriseerd. Rechters verlangen van slachtoffer dat ze precies uitleggen hoe de fraude is uitgevoerd (de “verzwaarde stelplicht”.) Dat konden zij meestal niet goed uitleggen omdat hiervoor technische gegevens nodig zijn waarover zij niet beschikken. De eis tot schadevergoeding werd dan afgewezen omdat de eiser niet kon voldoen aan de stelplicht. De jurisprudentie liet ook zien dat banken vaak succesvol een beroep deden op grove nalatigheid van de klant, wat de aansprakelijkheid van de bank opheft. Dit leidde tot een situatie waarin slachtoffers vaak het nadeel hadden van het niet kunnen beschrijven van de feiten, of het nadeel van de twijfel kregen waardoor de andere partij gelijk kreeg. Banken konden volstaan met het in twijfel trekken van het relaas van het fraudeslachtoffer zonder technische informatie over de toedracht van de fraude te geven.

Een nieuwe koers?

Een recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (22 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:404) biedt nieuwe hoop. Deze uitspraak erkent de ongelijke informatiepositie tussen klanten en banken en stelt dat banken verplicht zijn om relevante informatie waarover zij beschikken te delen, om de procesgelijkheid te herstellen. Dit kan de stelplicht en bewijslast voor slachtoffers verlichten en hun kans op succes in rechtszaken vergroten.

Het belang van logfiles

Logfiles zijn cruciaal in zaken over niet-toegestane betalingstransacties. Ze kunnen gedetailleerde informatie bevatten over transacties, zoals het aantal mislukte inlogpogingen, de locatie vanaf waar de transacties zijn uitgevoerd, en de methode van authenticatie die is gebruikt. Deze informatie wordt door banken doorgaans afgeschermd, maar kan de eiser helpen om aan te tonen dat de betalingen niet door de klant zijn geautoriseerd maar kennelijk door fraudeurs, bijvoorbeeld bij diefstal van een telefoon, en dat er geen sprake is van grove nalatigheid (door bijvoorbeeld de pincode op een briefje te schrijven en dit in de hoes van de telefoon te bewaren). Door toegang te krijgen tot deze logfiles kunnen slachtoffers aantonen dat de fraude niet door hun toedoen is gebeurd, maar bijvoorbeeld het gevolg is van diefstal van de telefoon, waarna de fraudeurs toegang kregen tot internetbankieren. De toedracht is precies wat in rechtszaken tot nu toe zo goed als onbewijsbaar was, zodat eisers eigenlijk nooit een rechtszaak konden winnen, waarmee in wezen werd gesuggereerd dat het slachtoffer zichzelf had beroofd.

Gevolgen voor toekomstige zaken

Deze ontwikkeling is positief omdat zo de machtsongelijkheid tussen de procespartijen wordt gecorrigeerd en zorgt voor een eerlijker proces. Het is nu mogelijk dat slachtoffers van bankfraude beter toegang krijgen tot cruciale informatie die nodig is om hun zaak te onderbouwen. Dit kan leiden tot meer transparantie van banken over fraude en een betere bescherming van consumentenrechten. In de toekomst kunnen slachtoffers met behulp van logfiles en andere technische gegevens beter aantonen dat de bank verantwoordelijk is voor het niet tijdig blokkeren van transacties of het niet bieden van voldoende beveiliging. Ook andere soorten informatie, zoals meldingen over ongebruikelijke transacties, kunnen een rol gaan spelen (met name in de rechtspraak over zorgplicht tegenover derden, waarbij de eis wordt gesteld dat de bank subjectieve wetenschap heeft van de fraude; dat kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit FIU-meldingen).

Conclusie

De recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam biedt nieuwe kansen voor slachtoffers van bankfraude. Door de verplichting voor banken om relevante informatie te delen, wordt de procesgelijkheid hersteld en kunnen slachtoffers beter aantonen dat de fraude niet door hun toedoen is gebeurd. Deze ontwikkeling is een stap in de richting van meer transparantie en betere consumentenbescherming. Het is nu aan slachtoffers en hun advocaten om deze nieuwe mogelijkheden te benutten en de strijd tegen bankfraude effectiever te maken en het is aan banken om internetbankieren en bankieren via apps zo veilig mogelijk te maken om niet-toegestane betalingstransacties te herkennen en te blokkeren.