Een spoed- of turbo-appèl is een hoger beroepsprocedure bij het gerechtshof die versneld wordt behandeld. Een spoedappèl kan alleen worden ingesteld bij een hoger beroep van een kort geding.

Typering van het spoedappèl

De rechtbank kan in spoedeisende gevallen een voorlopige voorziening geven (ook wel kort geding genoemd). Na de uitspraak is binnen 4 weken hoger beroep mogelijk. In beginsel wordt een hoger beroep volgens het normale tempo van een hoger beroep behandeld. Het hoge tempo van een kort geding gaat dan verloren bij hoger beroep: de doorlooptijd van een zaak bij een gerechtshof is een jaar of langer. Niettemin kan nog steeds de behoefte bestaan aan duidelijkheid omdat het probleem onverminderd spoedeisend is. In dat geval kan om versnelde behandeling worden gevraagd.

Hoe vraag je een spoedappèl aan?

Regulier hoger beroep wordt ingesteld via een korte dagvaarding waarin niet veel meer staat dan dat hoger beroep wordt ingesteld op nader aan te voeren gronden. Het hoger beroep start door de inschrijving van deze dagvaarding op de rol van het gerechtshof. De argumenten tegen het vonnis (“grieven”) worden bij een gewoon hoger beroep pas later ingediend in een “memorie van grieven”. Bij een spoedappèl moet de appellant de hoger beroepsdagvaarding combineren met de memorie van grieven zodat de grieven meteen al op de eerste rolzitting bij het gerechtshof bekend zijn. Daarmee is ook de eerste tijdwinst geboekt: de appellant hoeft geen uitstel te vragen voor de memorie van grieven.

Verzoek spoedappèl

Daarnaast moet de appellant uitdrukkelijk verzoeken om een spoedappèl en dit vermelden in de dagvaarding en bij het aanbrengen van de zaak (via het gebruikelijke H-formulier). Op die manier is het verzoek direct herkenbaar. Het verzoek moet worden gemotiveerd. Het volstaat dus niet een kaal verzoek te doen, uitgelegd moet worden waarom nog steeds sprake is van een spoedeisend belang. Meestal zal de appellant daarbij ingaan op de effecten van het kort gedingvonnis.

Variant

Uitgangspunt bij een spoedappèl is dus dat de hoger beroepsdagvaarding de grieven bevat. Het procesreglement bevat een alternatief (art. 9.1.3): “Bij het indienen van de appèldagvaarding wordt van eis geconcludeerd overeenkomstig de appèldagvaarding door dit te vermelden op het H-formulier of door overlegging van een afzonderlijke memorie van grieven. Indien deze vermelding ontbreekt wordt appellant geacht te hebben geconcludeerd van eis overeenkomstig de inhoud van de appeldagvaarding”. Deze bepaling lijkt ruimte te bieden de grieven zoals in de dagvaarding vermeld aan te vullen via een memorie van grieven op de eerste rolzitting.

Behandeling als spoedappèl

Als het gerechtshof het verzoek om spoedbehandeling honoreert, gaat voor de geïntimeerde (verweerder in hoger beroep) een kortere termijn gelden voor zijn memorie van antwoord (verweer in hoger beroep), hetgeen blijkt uit het roljournaal. De termijn voor deze memorie is 2 weken (art. 9.1.4. procesreglement). Als het gerechtshof geen reden voor spoedbehandeling ziet, gaan de gewone termijnen gelden (de appellant heeft dan nog wel enige tijdwinst geboekt omdat de grieven al zijn ingediend).

Verzoek spoedappèl geïntimeerde

Ook de verweerder in hoger beroep kan belang hebben bij versnelde afhandeling. Op grond van art. 9.1.5 procesreglement kan de geïntimeerde dat aanvragen. Dit verzoek heeft alleen zin als de hoger beroepsdagvaarding geen grieven bevat en dus niet wordt aangestuurd op een spoedappèl door de appellant. Als het gerechtshof het verzoek van de geïntimeerde honoreert, geeft het hof de appellant een korte termijn van 2 weken voor de memorie van grieven. Het kan zijn dat de appellant niet binnen 2 weken grieven indient; dan vervalt zijn recht daartoe (“akte niet dienen”, zie art. 9.1.6 procesreglement). De geïntimeerde moet dan nog wel een memorie van antwoord insturen. Dat processtuk zal meestal kort en bondig kunnen zijn, omdat in deze situatie geen grieven hoeven te worden weerlegd. De geïntimeerde had zelf geen reden om in hoger beroep te komen en kan volstaan met het overnemen van de motivering van het vonnis.

Incidenteel hoger beroep

Behandeling als spoedappèl sluit niet uit dat de geïntimeerde op zijn beurt grieven richt tegen een deel van het kort geding-vonnis waar hij het niet mee eens is. Dat wordt een incidenteel appèl genoemd. Incidenteel appèl kan ook betrekking hebben op een afgewezen tegeneis (reconventie). Incidenteel appèl kan echter wel leiden tot een (kleine) vertraging, omdat de wederpartij moet kunnen antwoorden. Artikel 9.1.7 van het procesreglement maakt duidelijk dat de gerechtshoven deze vertraging zo kort mogelijk willen houden. Bij voorkeur wordt op het incidentele appèl mondeling gereageerd indien pleidooi plaatsvindt. Voor een schriftelijke reactie wordt 1 of 2 weken uitstel verleend.

Pleidooi en fourneren voor arrest

Na de laatste memorie kunnen de partijen het gerechtshof direct om een arrest vragen; in dat geval wordt de zaak schriftelijk afgewikkeld en vindt geen zitting plaats. Eén of beide partijen kunnen ook een mondelinge behandeling (pleidooi) vragen (art 9.1.8 procesreglement). Een pleidooi zorgt in de regel wel voor een forse vertraging, ook bij een spoedappèl. Op grond van art. 9.1.9 procesreglement moet in deze fase samen met de verhinderdata het procesdossier worden ingeleverd. Het is wel zo praktisch om dit al eerder te doen. Hoewel het procesreglement daar niets over bepaalt, kunnen zowel de appellant als de geïntimeerde bij hun eerste proceshandeling direct het complete dossier in geding brengen. Indien geen van de partijen behoefte heeft aan pleidooi, kan dan direct na de memorie van antwoord om een arrest worden gevraagd; “fourneren” van het dossier is niet meer nodig.

Verval spoedbehandeling

Een valkuil bij een spoedappel is art. 9.1.12 van het procesreglement:  “Indien het hof op eenparig verzoek van partijen uitstel verleent, wordt de zaak in beginsel niet langer als spoedappel behandeld”. Advocaten kunnen in tijdnood komen maar riskeren dus dat de versnelde behandeling vervalt als zij de wederpartij uitstel gunnen.

Turbo-spoedappèl bij “bijzondere spoed”

Dat de termijnen in uitzonderlijke gevallen nog korter kunnen blijkt uit art. 9.1.13 van het procesreglement: “In geval van uiterste spoed kan van bovenstaande regeling worden afgeweken en kunnen termijnen worden verkort. In dat geval wendt de meest gerede partij zich vóór het aanhangig maken van de zaak bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek daartoe tot het hof”. Dit verzoek moet uitvoerig worden toegelicht en zal alleen worden gehonoreerd bij zeer uitzonderlijke omstandigheden.

Ga naar pagina “woordenboek”: de terminologie van hoger beroepsprocedures