Volgens het Gerechtshof Arnhem is het toch mogelijk om een dwangakkoord op te leggen aan een dwarsliggende schuldeiser als de schuldenlast bestaat uit slechts één schuld aan één schuldeiser.
Achtergrond
Het dwangakkoord is kort en bondig geregeld in art. 287a van de Faillissementswet. Voor faillietverklaring bepaalt de wet duidelijk dat er twee of meer schuldeisers moeten zijn (“pluraliteit van schuldeisers”). Voor toepassing van de WSNP geldt dat niet: volgens vaste rechtspraak kan de Wet schuldsanering worden toegepast als er maar één schuldeiser is. Voor het dwangakkoord is nog niet helemaal uitgekristalliseerd of er meerdere schuldeisers moeten zijn, dan wel of de schulden ook gesaneerd kunnen worden via dit instrument als er maar één schuldeiser is. Er zijn uitspraken van rechtbanken die er van uitgaan dat toepassing van het dwangakkoord niet mogelijk is bij één schuld. Maar er was tot voor kort nog geen hogere, richtinggevende rechtspraak.
De “lagere” rechters: nee
Nog op 19 oktober 2016 vond de Rechtbank Den Haag dat het niet mogelijk was om een dwangakkoord toe te passen als er slechts één schuldeiser is. De rechtbank: ‘’Essentieel voor het karakter van een akkoord is dat er, naast de schuldenaar, meer dan één schuldeiser bij betrokken is. Dit blijkt uit het systeem van de Faillissementswet. In elk van de daarin opgenomen insolventieregelingen is sprake van meerderheden van schuldeisers die minderheden tot instemming kunnen dwingen.’’ De rechtbank heeft bij deze overweging waarschijnlijk het faillissementsakkoord in gedachten gehouden (een procedure die op belangrijke punten verschilt van het dwangakkoord). Op 11 december 2015 kwam de rechtbank Limburg tot dezelfde uitkomst. Het ging om een forse restschuld bij een hypotheekbank, er waren geen andere schuldeisers. De bank zou – in verhouding tot de WSNP – aanzienlijk beter af zijn bij toepassing van gedwongen schuldregeling omdat de werkgever en familie bereid waren geld te lenen (één van de varianten van het dwangakkoord). Toch vond de rechtbank Limburg dat de vrijheid van de ene partij om niet op het aanbod van de andere partij in te gaan pregnant naar voren komt als er maar één schuldeiser is.
Uitspraak gerechtshof Arnhem: ja
Op 9 maart 2017 heeft het Gerechtshof Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarbij slechts één schuldeiser betrokken was: een gemeentelijke sociale dienst (het betreft een fraudeschuld). De rechtbank blijkt de gedwongen schuldregeling opgelegd te hebben: het is dus een beslissing in een hoger beroep, aangespannen door de gemeente. Het Gerechtshof overweegt: “ Anders dan de gemeente ingang wil doen vinden, is het hof van oordeel dat ook een gedwongen schuldregeling kan worden opgelegd wanneer de schuldenaar slechts één crediteur heeft en deze enige crediteur weigert in te stemmen met de voorgestelde schuldregeling.”
Betekenis van deze uitspraak voor de praktijk
Er is nu eindelijk een uitspraak van een hogere rechter die duidelijk maakt dat een dwangakkoord wel degelijk mogelijk is als er slechts één schuldeiser is. Dat is van principieel belang. Tegelijkertijd: de gemeente kreeg in Arnhem wel gelijk in het hoger beroep, want inhoudelijk vindt het gerechtshof “dat het feit dat de weigerende schuldeiser het gehele schuldenpakket vertegenwoordigt onvermijdelijk van grote invloed is op de belangenafweging.” Deze afweging valt alsnog in het nadeel van de schuldenaar uit. Dat neemt niet weg dat schuldenaren met één schuldeiser bij dwangakkoorden vanaf kunnen schermen met deze rechtspraak. De afweging van belangen had ook in het voordeel van de schuldenaar uit kunnen vallen. Schuldhulpverleners die een zaak met één grote schuld geschikt vinden voor toepassing van het dwangakkoord kunnen een beroep doen op het principiële argument dat een gedwongen schuldregeling bij één schuldeiser wel degelijk mogelijk is. Verder lijkt de kans van slagen mij groter als de schuldenaar daadwerkelijk meer kan afbetalen via een dwangakkoord in vergelijking met toepassing van de WSNP. Dat zijn dus gevallen waar familie, een werkgever of de kredietbank bereid is geld te lenen als een dwangakkoord wordt opgelegd. Ook kan gedacht worden aan schuldenaren met een privé-schuld (zoals een restschuld van een woning) en een gezonde eigen zaak die dankzij een dwangakkoord kunnen blijven ondernemen, terwijl zij in de bijstand terecht zouden komen als het alternatief, de WSNP, wordt toegepast. Het gerechtshof Arnhem heeft in een uitspraak van 23 mei 2016 een dwangakkoord opgelegd in het voordeel van een ondernemer – tegen de zin van de bank en de belastingdienst.
Nu in de WSNP?
Uit de uitspraak blijkt dat de fraudeschuld ouder is dan 5 jaar. De schuld kan dan ook niet meer in de weg staan aan toelating tot de WSNP. De uitspraak van het gerechtshof Arnhem maakt niet duidelijk of hierover een beslissing genomen en zo ja, hoe deze is uitgevallen. Een dwangakkoord kan alleen tegelijk met een WSNP-verzoek aan worden gevraagd. Als een dwangakkoord wordt afgewezen, moet de schuldenaar zijn WSNP-verzoek intrekken, als hij in hoger beroep wil. Maar deze zaak is het spiegelbeeld van deze situatie: het dwangakkoord wordt toegewezen door de rechtbank en het is de schuldeiser die in hoger beroep gaat. Je vraagt je af waarom het gerechtshof na het alsnog afwijzen van het dwangakkoord niet alsnog toekomt aan de behandeling van het WSNP-verzoek (dit deed het gerechtshof Den Bosch in een door ons kantoor behandelde zaak namelijk wel. Deze uitspraak is niet gepubliceerd). Hoe het ook zij, de schuldenaar kan alsnog toelating tot de WSNP verzoeken met een goede kans van slagen.
Dit artikel is geschreven door Marius Hupkes
Lees hier meer over schuldsanering