Volgens de Hoge Raad kan een uitgesproken faillissement worden teruggedraaid, als de conclusie dat een schuldenaar is opgehouden met betalen is gebaseerd op een aanvechtbaar verstekvonnis. De waarde van zo’n vonnis als bewijs in een faillissementsprocedure is daarmee gerelativeerd.
Wat is een verstekvonnis?
Een verstekvonnis is een kort vonnis waarmee de eis wordt toegewezen, omdat de gedaagde geen verweer heeft gevoerd. De rechter is dan niet op de hoogte gekomen van de bezwaren tegen de eis. Een verstekvonnis is geldig en dus worden uitgevoerd door de deurwaarder. Een verstekvonnis kan nog wel door de gedaagde worden aangevochten, en dan wordt de eis alsnog inhoudelijk beoordeeld.
De eisen voor een faillissementsaanvraag
Een bedrijf, instelling of persoon kan failliet worden verklaard als hij zijn schuldeisers (tenminste twee) niet meer kan betalen. Aanvragers van een faillissement moeten dit onderbouwen. In sommige gevallen is weinig twijfel mogelijk, bijvoorbeeld als een groep werknemers in vaste dienst het faillissement van hun werkgever aanvraagt. In veel andere gevallen vindt de faillissementsaanvraag pas plaats nadat de rechter de vordering heeft toegewezen. Het vonnis is dan het bewijs van de vordering. De aanvrager van een faillissement gaat er dan vaak van uit dat hij een “harde” vordering heeft die niet meer kan worden tegengesproken in de faillissementsprocedure.
Nuancering voor verstekvonnissen
De Hoge Raad heeft in een arrest van 7 maart 2014 duidelijk gemaakt dat een faillissement niet zomaar kan worden uitgesproken als de verweerder/schuldenaar verzet heeft aangetekend tegen het verstekvonnis, of dat nog kan doen. Zolang dit verzet loopt, is nog niet definitief inhoudelijk geoordeeld over de toewijsbaarheid van de eis. Het is geen automatisme dat de faillissementsaanvraag voortaan moet worden afgewezen als de schuldenaar in verzet gaat tegen het verstekvonnis. Hij doet er verstandig aan aan de faillissementsrechter duidelijk te maken waarom het verzet in zijn visie zou moeten slagen. Hij zal minimaal de verzetdagvaarding moeten laten zien om dit te onderbouwen.
Nuancering geldt niet voor hoger beroepen
Het kan gebeuren dat een schuldenaar niet bij verstek, maar in een normale procedure (“op tegenspraak”) is veroordeeld en dat daarna door zijn schuldeiser faillissement wordt aangevraagd. Tegen het vonnis waarmee hij is veroordeeld kan de schuldenaar dan in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. Als dat gebeurt is het vonnis niet definitief en kan het worden vernietigd, precies dezelfde situatie als wanneer er een verzet loopt tegen een verstekvonnis. Maar dat betekent nog niet dat de schuldenaar zich hiermee kan verweren tegen een eventuele faillissementsaanvraag. Het essentiële verschil met verzet is namelijk dat bij een hoger beroep al een keer inhoudelijk over de zaak is geoordeeld; dat is bij een verstekvonnis niet het geval. De faillissementsrechter kan in zo’n geval minder genuanceerd zijn en het faillissement uitspreken.