Een woekerpolis. Vijftien jaar geleden. Mijn cliënte was een nette dame die nog nooit voor de rechter had gestaan. Ze was opgebeld door een jongeman, die gouden bergen beloofde. De inleg was slechts € 100 per maand. Dat kon ze net missen. Na vijf jaar “sparen” zou ze € 10.000 krijgen, zei de charmante jongen. Maar in plaats daarvan kreeg ze een rekening van € 8.000. Er was zomaar opeens een “restschuld” ontstaan, zei het bankje (dat heel veel geld had verdiend aan het slijten van de “spaar”producten). Mijn client was al € 6.000 kwijt aan de inleg. Ze begreep er niets van. Hoezo was er opeens een schuld?
De affaire was zo groot geworden dat sommige rechtbanken bedolven waren onder de zaken. Er gebeurden rare dingen. De politiek, de Nederlandsche Bank. Er moet heel wat bekonkeld zijn in achterkamertjes. De molens van de polder draaiden op volle toeren, hetgeen vooral inhoudt dat de meest invloedrijken – de bankiers – op de rem stonden want ja, schade vergoeden kost geld. Ik stond aan de kant van de gedupeerden. Het was nog niet echt tot de banken doorgedrongen dat ze moesten bloeden. De ontkenningsfase, waarin wordt getraineerd; de fase waarin de dader nog probeert de schuld bij het slachtoffer te leggen.
De juridische vraag was al wel opgelost door een grotere rechtbank, al ging die ene bank tegen beter weten in door tot de Hoge Raad. Maar in deze zaak had ik niet die ene grote buitenlandse bank op de korrel. De Belgen die dachten zich in te kopen bij de Noorderburen. Dat viel wel even tegen. Nee, deze zaak liep tegen een Nederlandse verzekeraar. Ze hadden ook een bankdochtertje. Een stiefkindje, statutair geparkeerd in de provincie. Dus we moesten naar het hoge noorden, volgens de regels van de bevoegdheid.
Ze hadden niet zelf nagedacht, deze “bankiers”. Ze hadden eigenlijk gewoon de voorwaarden gekopieerd van de marktleider. En dus was ook hun verliesproduct gedoemd om teniet te gaan, als gevolg van een wetsartikel uit de tijd van Napoleon, waar ze niet aan hadden gedacht. Ook zij leefden nog in de ontkenning. Ik zag mijn kans schoon. Eisen is toch leuker dan verweren. Op naar de provincie.
Mijn dagvaarding was armzalig: 6 pagina’s, meer was ook niet nodig. De conclusie van antwoord kwam per koerier, in een doos. Er kwamen drie multomappen uit. Een complete sectie had zich uitgeleefd. Opinies van twee hoogleraren, dat de wet zo niet gelezen moest worden. Nee, bij dit product zat het echt anders. De telefoontjes die onvermijdelijk volgden brachten een meer dan riant schikkingsaanbod. Mijn weigering leidde bijna tot een klacht, want ook dat behoort tot het repertoire als de belangen groot zijn en niemand naar de baas durft te gaan om het rekensommetje te maken. Maar ja, er was nu eenmaal een hoger belang. Mijn kast lag vol met verliesproducten. En de bank wilde natuurlijk wel geheimhouding. Soms wil je gewoon weten hoe de rechter er over denkt. Op naar de rechter dus. Deze rechtbank maakte vaart, was nog niet dichtgeslibd met vergelijkbare zaken.
Daar kwamen ze binnen, de meisjes van de Zuidas. Hoge hakken; klik klak. Allebei blond en een paardenstaart. En een trolley, vol met ordners. Het uitstallen van al deze kennis duurde even. Op de gang had ik al kennis gemaakt met de man van de bank. Hij nam het mij bijzonder kwalijk dat het zo ver was gekomen. Waarom was het schikkingsvoorstel afgewezen? Het drong tot mij door dat deze affaire voor de man persoonlijk consequenties had. Wat een systeem. Het lot van mijn cliënte deerde hem niet. Zijn bonus was in gevaar!
De rechter draaide al wat langer mee en leidde de zitting met strakke hand. Hij wist eigenlijk al waar hij naar toe wilde, en dat verborg hij redelijk goed, maar hij wist ook dat de dames van de Zuidas eerst hun hele verhaal show moesten geven. Dus luisterde hij geduldig naar wat een herhaling was van een niet zeer ter zoeke doende schriftelijke voorronde. Ze wilden nog wel een interessante schikking aanbieden, zeiden ze, en vroegen om een schorsing. De rechter aarzelde en zei vooruit, u krijgt vijf minuten. Het voorstel dat kwam was nog rianter dan het vorige. Eigenlijk zou ik mijn cliënte te kort doen door te weigeren. Maar zij was mij voor en reageerde ferm en krachtig. De zitting had haar ogen geopend, de show maakte geen indruk. Ze liet haar stem horen. “Ik wil geen schikking; ik wil dat u hiermee stopt!”, zei ze tegen de man van de bank. Ik zag, meende ik, heel even, een glimlach bij de rechter, die zes weken later uitspraak zou doen.
Toen het vonnis binnen kwam moest ik dringend op zoek naar versterking. Er waren hulptroepen nodig, want daar op de Zuidas trekken ze zo een extra blik advocaten open om onze dagvaardingen te beantwoorden. Het zou druk worden. Deze rechtbank in het Noorden zat nog niet vol en de kast moet leeg. We gingen productie draaien.
Geplaatst door Marius Hupkes